Verruimde faciliteit overdrachtsbelasting vervalt per 1 januari 2015

De verkrijging van een (in Nederland gelegen) onroerende zaak, daaronder begrepen een recht waaraan deze zaak is onderworpen (bijvoorbeeld een recht van erfpacht), is onderworpen aan de heffing van overdrachtsbelasting  op grond  van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (“WBR”).

In artikel 13 van de WBR is bepaald dat in geval de verkrijging van een onroerende zaak plaatsvindt binnen 6 maanden na een “vorige verkrijging”(doorgaans: de verkrijging door de verkoper), het bedrag waarover overdrachtsbelasting ter zake van die vorige verkrijging was verschuldigd in mindering mag worden gebracht op de heffingsgrondslag.

De bovenvermelde termijn van 6 maanden is in verband met de crisis sinds 1 september 2012 verlengd tot 36 maanden.

Voorbeeld:

Op 1 januari 2013 levert A een onroerende zaak aan B voor € 100.000,-
Op 1 december 2013 levert B dezelfde onroerende zaak aan C voor € 110.000,-.
De wegens de levering op 1 december 2013 verschuldigde overdrachtsbelasting wordt berekend over € 110.000,- minus  € 100.000,- (de heffingsgrondslag bij de levering op 1 januari 2013) = € 10.000,-.
Met ingang van 1 januari 2015 is de termijn van artikel 13 WBR weer teruggebracht tot 6 maanden.
De 36-maandstermijn blijft echter gelden als de vorige verkrijging heeft plaatsgevonden tussen 1 september 2012 en 31 december 2014.

Samengevat:

De termijn blijft 36 maanden bij een vorige verkrijging in de periode 1 september 2012 tot en met 31 december 2014.
De termijn is 6 maanden bij een vorige verkrijging vóór 1 september 2012 of na 31 december 2014.

Deel bijdrage: