Aanpassing geschillenregeling; zou het dan nu toch echt?

Door Tessa Visser, advocaat bij Wintertaling.

 
Na een lange aanloop is het dan eindelijk zo ver: de Eerste Kamer heeft op 4 juni 2024 het Wetsvoorstel aanpassing geschillenregeling en verduidelijking ontvankelijkheidseisen enquêteprocedure (de “Wagevoe”) aanvaard. De geplande wijzigingen laten zich als volgt toelichten.

 

De geschillenregeling

De geschillenregeling omvat de procedure tot uitstoting van een aandeelhouder (artikel 2:336 BW), de procedure tot uittreding (artikel 2:343 BW) en de procedure van prijsvaststelling (artikel 2:343c BW).

Een vordering tot uitstoting kan worden ingesteld door de vennootschap wanneer een aandeelhouder door zijn gedragingen het belang van de vennootschap zodanig schaadt, dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet langer gevergd kan worden. Het gaat om gedragingen in de hoedanigheid van aandeelhouder. In de praktijk houdt dat in dat het conflict zich moet hebben voorgedaan binnen de algemene vergadering, en niet daarbuiten.

Een vordering tot uittreding kan een aandeelhouder zelf instellen. Hij vordert dan dat zijn medeaandeelhouders gedwongen worden zijn aandelen over te nemen, als hij door gedragingen van die medeaandeelhouders zodanig in zijn belangen wordt geschaad, dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet van hem gevergd kan worden.

De procedure tot prijsvaststelling is voor de situatie dat partijen het erover eens zijn dat een van de aandeelhouders moet uittreden en wie dat is, maar geen overeenstemming kunnen bereiken over de prijs van de aandelen. De rechter kan dan de prijs (doen) vaststellen.

 

Waarom een wijziging?

In de praktijk is gebleken dat de geschillenregeling weinig effectief is en daardoor weinig wordt gebruikt. De rechtbanken behandelen slechts een paar vorderingen per jaar in het kader van de geschillenregeling. Dit terwijl er wel behoefte bestaat aan een effectieve regeling voor geschillen tussen aandeelhouders. De wijzigingen die in 2012 met het invoeren van de Flex-BV zijn doorgevoerd hebben niet tot veel verbetering geleid.

Dat de geschillenregeling verbetering verdient, ligt met name op het vlak van de toegankelijkheid: een vordering tot uitstoting komt alleen voor toewijzing in aanmerking als het conflict zich heeft verplaatst naar het niveau van de algemene vergadering van aandeelhouders, en als daardoor dan ook nog het belang van de vennootschap zodanig wordt geschaad dat het aanblijven als aandeelhouder niet kan worden gevergd. Dit houdt geen rekening met gedragingen die los staan van wat in de aandeelhoudersvergadering gebeurt, maar wel schadelijk zijn voor de onderneming. Denk bijvoorbeeld aan frauduleus handelen en onrechtmatig concurreren.

De geschillenregeling wordt daarnaast ervaren als kostbaar en tijdrovend. Dit in combinatie met de hoge norm, maakt dat vaak op een andere manier een oplossing wordt gezocht voor een aandeelhoudersgeschil.

 

Wat gaat er veranderen?

Hoewel de tekstuele wijzigingen van de Wagevoe zeer beperkt in omvang zijn, zullen de gevolgen daarvan groot zijn voor de praktijk. De belangrijkste wijzigingen zijn dat ook gedragingen anders dan in hoedanigheid van aandeelhouder een reden kunnen zijn voor uitstoting, en dat niet de gewone rechtbank maar de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam bevoegd wordt om over deze geschillen te oordelen. Verder wordt de uittredingsprocedure ook toegankelijk voor certificaathouders.

Dat de norm wordt uitgebreid met gedragingen buiten die in de hoedanigheid van aandeelhouder, lijkt een zeer wenselijke wijziging te zijn. Aandeelhouders hoeven niet langer te wachten tot het conflict zich ook manifesteert in de algemene vergadering van aandeelhouders, maar kunnen ingrijpen voordat het zo ver hoeft te komen. Het belang en de continuïteit van de desbetreffende vennootschap zal daarmee gediend zijn.

Verder is gebleken dat de Ondernemingskamer in staat is om snel en deskundig te handelen bij geschillen in de vennootschap; de enquêteprocedure is niet voor niets zo populair en de doorlooptijd is aanzienlijk korter dan die van handelsprocedures. Het lijkt dan ook een voor de hand liggende keuze om de geschillenregeling onder te brengen bij de Ondernemingskamer. Het gevolg daarvan is wel dat er slechts een feitelijke instantie naar een verzoek tot uitstoting zal kijken. Uiteraard staat cassatie nog wel open. Een behoorlijk ingrijpende wijziging, zeker omdat de prijs voor de aandelen binnen dezelfde procedure vastgesteld wordt. Dit zal de efficiëntie wel ten goede komen.

Een ander gevolg van het onderbrengen van de geschillenregeling bij de Ondernemingskamer is dat een procedure niet meer gestart wordt met een dagvaarding, maar met een verzoekschrift. Het meest relevante aspect daarvan is dat verzoeken dan ook gecombineerd zouden kunnen worden; bij een verzoek tot enquête kan ook meteen een verzoek tot uitstoting van een aandeelhouder worden ingesteld. Efficiënter dan op twee verschillende plekken procederen, maar een partij die een enquêteverzoek indient zou dus ook zomaar geconfronteerd kunnen worden met een tegenverzoek tot uitstoting.

 

Conclusie

De aanstaande wijzigingen lijken de geschillenregeling toegankelijker te gaan maken, maar ook risicovoller. De komende jaren zal moeten blijken of de wijzigingen ook echt gaan leiden tot een goed functionerende en effectieve geschillenregeling, waar de praktijk zo’n behoefte aan heeft.

Heeft u behoefte aan advies over moeizame verhoudingen binnen de vennootschap, vragen over hoe dit soort situaties te voorkomen of andere vragen? Neem gerust contact met ons op.

Deel bijdrage: